Cluster BIM - WG1 Classificatie - stand van zaken

Cluster BIM geraakt stilaan op dreef.
Het WTCB doet binnen WG1 Classificatie uitstekend voorbereidend werk.

Er is een uitgangspunt voor de classificatie vastgelegd nl. de ISO 12006-2 (second edition 2015-05-01) Building construction - Organization of information about construction works - Part 2: framework for classification.

Via handige fiches werden volgende systemen hieraan afgetoetst:

  • onze eigen BB-SfB (plus) uit 1990/2008
  • het Deense Cuneco Classification System (CCS)
  • de Britse Uniclass (waarvan de meest recente versie van januari 2017 dateert)
  • het Amerikaanse Omniclass (dat eigenlijk nog geënt is op een vorige versie van deze ISO norm)

 

Conclusie: ze hebben allemaal pro's en contra's en een éénduidige mapping van het ene systeem naar het andere is verre van evident.
M.a.w. de droom dat we naar één Europees (laat staan een mondiaal) systeem kunnen evolueren, is zéér verre toekomstmuziek.

Maar er is ook nog een ander probleem: deze ISO norm staat bijzonder ver van de vraag naar een uniforme meetstaat en lastenboek.

Klassieke meetstaten en lastenboeken komen alleen voor in een design-bid-build procedure en dienen louter om maandelijkse vorderingsstaten o.b.v. hoeveelheden op te bouwen. Iets wat bijzonder tijdrovend is voor alle partijen en geen enkele kennis genereert. Bij de vervangingsnieuwbouw van AZ St Maarten hebben we dit dan ook losgelaten en zijn voor een totaal andere aanpak gegaan die het financiële aan de planning én aan de realiteit on site koppelt. Maar dit geheel ter zijde.

RIBA 2013 en andere samenwerkingsvormen zoals bouwteam, DBFM, PPS, etc. gaan er van uit dat het proces van bepalen van hoeveelheden en de kwaliteitsbeschrijving groeien naarmate het werk vordert. Doelstelling van de bijhorende Common Data Environment (CDE) is om kennis/informatie op maat van iedere keypartner/stakeholder te kunnen genereren.

Er is m.a.w. een fundamenteel verschil tussen de ISO 12006-2 toegepast in SfB, CCS (Cuneco), Uniclass en Omniclass enerzijds en de meetstaten/bestekken van de VMSW en de klassieke STABU anderzijds.
Ze hebben andere doelstellingen en worden in andere configuraties / mindsets gebruikt.

Gesimplificeerd ziet een klassieke meetstaat er als volgt uit:

Een boomstructuur waarbij er verondersteld wordt dat het hoogste niveau (de rode lijnen) kennis m.b.t. de verkoop voor de projectontwikkelaar levert, de tussentitels (de blauwe lijnen) kostenkengetallen genereren die toegepast kunnen worden in de modellen van de ontwerpers en het laagste niveau (de groene lijnen) een boodschappenlijstje voor de aannemer vormt. Zoals ieder ons weet, is dit een illusie gezien de projectontwikkelaar in vloeroppervlaktes denkt, de ontwerpers een top-down redenering volgen en de aannemers een bottom-up approach hebben.

"database" denken kan als volgt gesymboliseerd worden:

M.a.w. zowel de projectontwikkelaar (rode lijn), de ontwerpers (blauwe lijn) als aannemers (groene lijn) pikken in de Common Data Environment (CDE) enkel die data op die voor hen van belang zijn.

Wat doet nu de ISO 12006-2 ?
Zij zegt welke "kasten" er zijn waar je data in kan stoppen / sorteren:

  • Construction Results met enerzijds de Built Spaces en anderzijds een breakdown van Construction Complex over Entity naar Element
  • Construction Process met een chronologische subverdeling voor de diverse fasen van het leven van een gebouw
  • Construction Resources met een parallele subverdeling in Construction Product (het "materiaal" van de Nederlandse MAMO), Construction Aid (het "materieel" van de Nederlandse MAMO), Construction Agent (de "arbeid" en "onderaannemer" van de Nederlandse MAMO maar ook alle andere keypartners en stakeholders) en Construction Information (waar ons klassiek lastenboek onder valt).

 

M.a.w. de klassieke uniforme meetstaat waar we met z'n allen zo naar verlangen, zit verspreid over meerdere "kasten" binnen deze ISO norm en is iets wat, samen met de klassieke design-bid-build approach, op termijn zal verdwijnen.

De vraag stelt zich: hoe gaan we die kloof overbruggen ? Want alles van de één op de andere dag omgooien is onmogelijk.

Mijn voorstel is om, voor een klassieke meetstaat, als uitgangspunt de Nederlandse norm NEN 2699 Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken - Begripsomschrijvingen en indeling uit 2013 te nemen. Het vervangt oude normen die we ook in België deels kennen (maar nooit gebruikt hebben want niet aangeleerd in het onderwijs) én heeft op niveau 4 een link naar tabel 1 van de SfB.
Het is wat ik binnen BouwData de "object code" noem en komt in bovenstaande schema's overeen met de blauwe lijn. Daar waar de Nederlandse norm niveau 5 vrij laat, duik ik verder de BB-SfB (plus) in. Niveau 5 is derhalve het niveau van de componenten die zowel voor de ontwerper als voor de aannemer verstaanbaar zijn.

Wil je de klassieke "bid" fase overboord gooien en in een bouwteam werken, dan moet je quantity survey op een heel andere manier aanpakken. Dan moet je van elk stukje data dat je in jouw handen krijgt, bepalen tot welke "kasten" van de ISO norm én bijhorende onderverdeling volgens de methodiek die je op project niveau afspreekt (SfB, CCS, Uniclass, Omniclass of een mengeling) dit behoort. Dat is geen job die je zo maar bij in de boot van de ontwerper of aannemer kan schuiven. 

Hier staat ons dus een gigantische mindswitch te wachten: nemen we eindelijk het bepalen van hoeveelheden au serieux ? Of blijven we denken dat het er allemaal niet echt toe doet en dat de software deze vervelende job vanzelf wel zal oplossen ?

Belangrijk is dat zo veel mogelijk betrokken partijen hier actief over nadenken en hun stem laten horen in Cluster BIM. Door nu te zwijgen en later te klagen, helpen we niemand vooruit.
Informatie vind je op https://www.bimportal.be/nl/projecten/cluster-bim/