Aanpassingen Object Code m.b.t. installaties

In december 2019 publiceerde STABU een nieuwe release van de Nl-SfB waarbij de installaties een make-over ondergingen. Hierbij greep men terug naar het origineel waardoor de kloof met de BB-SfB ineens een pak kleiner werd. Tijd dus om er eens grondig naar te kijken. Hierbij mijn bevindingen.

Eerste vraag: waarom hou ik mij zo aan tabel 1 van de BB-SfB?

Als budgetcontroller wil ik kunnen benchmarken. En bij voorkeur op een genormaliseerde manier. In België is er weliswaar de NBN EN 15221-4 doch daar wordt de hele ontwerp- en bouwfase gereduceerd tot 1 post nl. 1100 Building Initial Performance. Dit is wel héél kort door de bocht als jouw werkterrein zich net in die twee fasen van de levenscyclus afspeelt.

In Nederland hebben ze sedert 2013 de NEN 2699 Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken - Begripsomschrijvingen en indeling met op niveau 4, elementen een aansluiting op, jawel, kolom 1 van de Nl-SfB.

In de Object Code van de BouwData werkmethodiek heb ik over deze elementen een Belgische “saus” gegoten waarbij ik ook rekening hou met zaken die we in de praktijk nodig hebben. Bv. grondwaterverlaging moet uiteen vallen in enerzijds een installatiekost, uitgedrukt als totaalprijs en anderzijds in kosten voor huur en verbruik van de installatie, uitgedrukt in dagen. Daarnaast heb ik dit verder verdiept op niveau 5, die ik componenten noem. In de NEN 2699 zelf wordt dit niveau vrij gehouden en kan dit dus projectgebonden ingevuld worden. Bij dit alles baseerde ik mij op tabel 1 van de BB-SfB (plus) én de onderbouwing beschreven door de Regie der Gebouwen in 1990 en de aanvulling door Prof. Frank De Troyer in 2008. Daarenboven heb ik de rubriek X exploitatiekosten leeg gehaald en dit vervangen door de NBN EN 15221-4 omdat dit een Europese norm is die in België goed ingeburgerd geraakt.

Tweede vraag: waar situeert tabel 1 van de BB-SfB zich in alle geldstromen?

Belangrijk om in het achterhoofd te houden, is dat alle partijen betrokken in een ontwerp- en bouwproces een andere kennisbehoefte hebben.

De ontwikkelaar bekijkt zaken vnl. 2D en planmatig: wat kan ik verkopen/verhuren? Hoe ondersteunt het gebouw mijn werkwijze tijdens exploitatie? Wat is de verhouding tussen noodzakelijke ruimtes inzake circulatie, technische installaties en voorzieningen versus ruimtes die geld opleveren? Etc.
Binnen de BouwData werkmethodiek heeft hij/zij hiervoor de Development Code ter beschikking om zaken te klasseren en te benchmarken.
 

De ontwerper werkt van grof naar fijn, top-down: van grove massastudie naar meer detaillering toe. Hij/zij werkt in eerste instantie object gericht en vertrekt van functies. Bv. een raamopening: als dit uit het ontwerp verdwijnt moeten àlle daaraan gerelateerde zaken eenvoudig uit de kost te verwijderen zijn, zonder een lange zoektocht.
Binnen de BouwData werkmethodiek heeft hij hiervoor de Object Code ter beschikking om zaken te klasseren en te benchmarken.

De uitvoerder stelt zaken samen, bottom-up: wat moet er eerst op de werf komen? Wat bestel ik samen als één werkgeheel? Hoeveel van welk materiaal heb ik nodig? Welk materieel heb ik nodig om het gerealiseerd te krijgen? Etc.
Binnen de BouwData werkmethodiek heeft hij hiervoor de Material Code ter beschikking om zaken te klasseren en te benchmarken.

En om een ontwerp- en bouwproject vlot te laten verlopen, stelt men best iemand aan die bij iedere betrokken partij de administratie en financiële opvolging uit handen neemt zodat zij zich kunnen focussen op hun core business. Door dit op projectniveau te doen, is er een “informatiemanager” die het overzicht over alle partijen heen bewaart. Noem het gerust de facility manager van het ontwerp- en bouwproces, mijn job dus.

In een schema ziet het er als volgt uit:

Dit artikel situeert zich dus in de “blauwe sfeer”. Classificaties zoals Etim situeren zich in de “groene sfeer”. En zo kan elk onderdeel van een classificatie systeem wel aan één van de vier sferen toegewezen worden.

Derde vraag: hoe ziet het er nu uit? En waarom?

In de NEN 2699 maakt men op niveau 2, clusters al een onderscheid:

  • B2 Installaties => alles wat aan het hoofdgebouw gerelateerd is
  • B4 Terrein => omvat ook een elementcluster B4D Installaties in het terrein

 

Integratie van de nieuwe tabel 1 van de Nl-SfB sluit hier mooi bij aan. (5-) en (6-) vallen onder de cluster B2 Installaties en (90.5) en (90.6) vallen onder de elementcluster B4D Installaties in het terrein.

Opgelet!
Het eerste niveau van tabel 1 is al het tweede niveau van de NEN 2699!
Tabel 1 van de Nl-SfB kent 4 niveaus in totaal.
De NEN 2699 kent 6 niveaus waarvan er, zoals reeds gezegd, 4 gespecificeerd en 2 open gelaten worden nl. niveau 5 voor oplossingen en niveau 6 voor Stabu specificaties.

Gezien bovenstaand intermezzo, heb ik voor de integratie van de nieuwe Nl versie, de NEN 2699 op niveau van elementclusters een beetje moeten ombuigen.

Dit was het origineel:

Dit is hoe het er nu uitziet:

Op het niveau 4 van de NEN 2699 zie ik in de Nl-SfB telkens een element “B2(xx.0) <omschrijving xx>;algemeen” staan. Dit beantwoordt, mijns inziens, te weinig aan de een concrete invulling van een functie behoefte. Het gevaar bestaat dat dit een “vuilbak” wordt.
Anderzijds, zie ik geen enkel item voor lokale afbraak. Dat is iets wat ik toch duidelijk apart wens te houden van nieuwe installaties. Kwestie van geen appelen met peren te vergelijken bij latere benchmarking – de uiteindelijke doelstelling toch waarom we ons zo veel moeite getroosten.
Daarom richt ik mij tot de BB-SfB plus van Prof. Frank De Troyer en gebruik ik het elementB2(xx.0) <omschrijving xx>; afbraak”.

Op het niveau 5 van de NEN 2699 is er telkens een component “B2(xx.y0) <omschrijving xx>; <omschrijving u> algemeen (verzamelniveau)”. Naar analogie met bovenstaande is ook dit omgevormd naar een component voor afbraak nl . “B2(xx.y0) <omschrijving xx>; <omschrijving u>; afbraak”.

Op deze manier heeft men twee mogelijke niveaus om bij renovatie, afbraakwerkzaamheden weg te schrijven.

Daarnaast is er nog telkens “xx.9 vaste gebouw gebonden voorzieningen behorend bij xx”. In de BB-SfB plus is hiervoor “xx.1 infrastructuur” voorzien. Hier volg ik dan weer de Nl-SfB omdat “xx.1” reeds voor concrete functie doeleinden aangewend wordt. Voor de duidelijkheid pas ik wel de tekst aan en zo kom ik telkens tot het element “B2(xx.9) infrastructuur behorend bij xx”.

 

De Object Code leent zich perfect voor een prestatiebestek waarbij men al in een vroeg stadium van het project een uitvoerende partij kan selecteren (zowel via de wet op overheidsopdrachten middels een offertevraag als via een privé onderhandeling).
Op elk niveau omschrijf je wat voor de onderliggende niveaus geldig is.
Hierbij een overzicht van de verschillende niveaus en bijhorende fasen van het RIBA workplan:

  • Niveau 1: rubrieken
    bv.B Initiële bouwkosten
  • Niveau 2: clusters
    bv. B2 Installaties
  • Niveau 3: elementclusters
    te gebruiken bij Stage 1 Preparation & brief
    bv. B2(54) Gassen
  • Niveau 4: elementen
    te gebruiken bij Stage 2 Concept design
    bv. B2(54.3) gassen; medisch
  • Niveau 5: componenten
    te gebruiken bij Stage 3 Developed design
    bv. B2(54.31) gassen; medisch, zuurstofvoorziening

 

 

Vierde vraag: en is het nu beter?

Wat mij alvast opvalt, is de grotere aansluiting bij de praktijk.

Zo is er voor het eerst sprake van enerzijds een elementcluster (59) werktuigbouwkundige brandveiligheid met diverse soorten blusinstallaties en rook/warmte afvoer en anderzijds een elementcluster (65) beveiliging met daarin brandmeldings- & ontruimingsinstallaties, inbraak- en toegangsbeheer, detectie- & alarmeringsinstallatie en sociale alarmeringsinstallatie.

Nieuwe technieken zoals warmtepompen, zonnecollectoren, WKK’s, koelplafonds, etc. hebben een plaats gekregen.

Daarnaast wordt ook duidelijk de brug geslagen naar facility management met de nieuwe elementclusters (67) Gebouw management systeem en (68) Asset Management Systeem

 

De volledige Object Code in Excel formaat is gratis verkrijgbaar via een eenvoudige mail naar info [at] bouwdata [dot] net

Ik zie er naar uit om feedback te ontvangen en terug te koppelen met de betrokken partijen in Nederland.

 


Comments