Budget, three ways

Wie af en toe Masterchef ziet, kent ongetwijfeld de daar populaire term “three ways”. Het betekent dat een gerecht een ingrediënt bevat dat op drie verschillende wijzen klaar gemaakt werd. Hetzelfde kunnen we, bizar genoeg, ook toepassen op budgetbeheersing in de bouwsector.

Om deze rare kronkel te begrijpen, moeten we de kennisbehoefte van iedere bouwpartner in kaart brengen. Als we aan elk van hen zouden vragen om een meetstaat te maken, dan krijgen we andere invalshoeken te zien.

Een investeerder zal zijn budget bekijken i.f.v. de verkoop of verhuur.

Als bv. de kost van een ondergrondse bouwlaag meer bedraagt dan wat de garageboxen, staanplaatsen en individuele bergingen er in opbrengen, zal hij/zij dit uit het programma van eisen gooien.

Welke norm kan hén op weg brengen om structuur in hun data te brengen?

Inzake opmetingen is de NBN EN 15221-6 Facility Management - Deel 6: Metingen van gebied en ruimte in Facility Management de meest aangewezen way to go. Enerzijds omdat het een Europees gedragen norm is maar meer nog omdat het geen afrondingsregels kent zoals de NBN B06-002 – handig in de periode dat we nog manueel met een meetlat boven een papieren plan gebogen stonden maar contra productief als men met dwg’s werkt of BIM software gebruikt.

Op basis van deze norm kan men twee objectieve criteria formuleren naar ontwerpers toe:

  • De verhouding tussen Level Area en Net Room Area – hierbij is 15% een mooie ratio
  • De verhouding tussen Net Room Area en Primary Area – m.a.w. het % van de netto vloeroppervlakte dat effectief inkomsten moet genereren

Een ontwerper werkt van grof naar fijn, top-down en heeft zijn focus op “functie”.

Als hij/zij bv. een raam uit zijn/haar ontwerp verwijdert, dan zou, in een ideale wereld, samen met dit raam ook alle hieraan gerelateerde kosten moeten verdwijnen. Dus ook de latei erboven in het binnenspouwblad, het L-ijzer onderaan het bovenliggend parament aan de buitenkant, het pleister- en schilderwerk op de dagkanten aan de binnenzijde, de natuurstenen dorpel aan de buitenkant, etc.

Welke norm kan hén op weg brengen om structuur in hun data te brengen?

Hier biedt voor de ontwerp- en bouwfase Europa helaas geen antwoord[1] maar we kunnen de mosterd in Nederland halen. Zij hebben de NEN 2699 Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken - Begripsomschrijvingen en indeling.

Het voordeel is dat we er op niveau 4, elementen, de hoofdindeling van tabel 1 van de SfB ontwaren. En als er in België ergens een klein beetje draagvlak voor bestaat, is het deze standaard die C3A eind vorige eeuw zwaar promootte om layers in dwg files te benoemen.

Bovendien heeft STABU, die in Nederland de SfB beheert, eind december 2019 het luik technieken tegen het licht gehouden en daar een nieuwe frisse versie van gemaakt.

Enig nadeel: inzake exploitatie sluiten ze niet aan bij de Europese Facility Norm.

Maar dit is bijzonder eenvoudig op te lossen door rubriek X in de NEN 2699 te vervangen door de NBN EN 15221-4 Facility Management - Part 4: Taxonomy, Classification and Structures in Facility Management en daarin op haar beurt de lijn “Building Initial performance” te elimineren.

Beide gecombineerd biedt de ontwerpers, mits een paar “boerenverstand” aanvullingen, een perfecte checklist om te benchmarken over de hele Life Cycle Cost heen.

Een uitvoerder maakt van kleine stukken een groot geheel; hij/zij werkt m.a.w. bottom-up en heeft zijn focus op “materialisatie”. Een ideale meetstaat voor hem/haar heeft derhalve veel weg van een boodschappenlijstje, bij voorkeur in de volgorde van wat er eerst on site moet toekomen.

Welke norm kan hén op weg brengen om structuur in hun data te brengen?

In België wordt hiervoor vaak vertrokken van de VMSW besteksystematiek. Nadeel is dat dit op maat van sociale woningbouw geschreven is en dat iedere architect er wel zijn eigen versie van gemaakt heeft.

In Nederland hebben ze de STABU2 systematiek dat, bv. in combinatie met een 2 tot 4 lettercombinatie een kader kan vormen voor:

  • technische documentatie en interessante, bij te houden offertes in document management systemen
  • coördinaten van leveranciers en onderaannemers in CRM systemen
  • codering middelen en activiteiten in calculatiesoftware
  • codering werkgehelen bij budgetcontrole via Earned Value Management

 

Het beheersen van en interactie tussen alle drie bovenvemelde aspecten is, om even terug te grijpen naar een culinaire term, geen “Side Dish” die je zo maar even bij de architect in zijn/haar boot mag/kan duwen.

Dit is een expertise an sich met een niet te onderschatten psychologisch luik !

Jammer genoeg is dit (nog) geen wetenschappelijk onderbouwde tak in het hoger onderwijs of aan universiteiten.

Waarom?

Het is niet toe te wijzen aan één traditionele categorie zoals toegepaste wetenschappen, economie, psychologie of rechten.

Daarnaast is men tot nu er steeds van uitgegaan dat software “administration & finance” zodanig zou automatiseren dat dit “vanzelf” gebeurt.
Helaas is niets minder waar. Iedere projectleider zal u kunnen vertellen dat een goed draaiend werfsecretariaat goud waard is.

Is dit een drama?

Niet echt want, zoals de architect zich in het Nieuwe Normaal opnieuw zal moeten uitvinden, zal ook het onderwijs dit moeten doen én zal de mens zijn weg moeten vinden om software aan te vullen met human skills i.p.v. dit te zien als heiligmakende vervanger.

Gaan we administration & finance ooit au sérieux nemen ?

Hopelijk wel want het zou aan de andere bouwpartners de ruimte laten om zich te focussen op hun core business.

 

[1] De reden waarom ik in 2008, met de steun van het toenmalige IWT, BouwData©
als pre-normatief research vehikel gestart ben.


Comments